ONTSTAAN
In het begin van de 12e eeuw ontstond er ten zuiden van Monster een grote zandplaat in de Maasdelta waarop zich duinen vormden met daarachter hoge onbedijkte gronden. Bekend is dat er op deze zandplaat al vóór het jaar 1150 bouw- en weiland was en er boeren woonden.
NAAM
Omstreeks het jaar 1200 ontstond op het hoogste deel van de grote zandplaat het dorpje Zande. Aangeslibde gebieden in de kuststreken behoorden automatisch toe aan de graven van Holland daarom werd dit gebied ‘s-Gravenzande genoemd. In oude stukken wordt dit dorpje vermeld als Zande, of Harena Comitis dat betekent dus eigenlijk “het zand van de graaf”.
BEDIJKINGEN
Na verloop van tijd slibde de stroomgeul tussen Monster en de zandbank, waarop Zande ontstaan was, dicht. Vanaf Monster werd het grondgebied van ‘s-Gravenzande toen door middel van een bedijking verbonden met het dijkenstelsel van Naaldwijk. Dit werd waarschijnlijk al voor het jaar 1200 voltooid. Van gravin Machteld, de weduwe van graaf Floris IV van Holland is bekend dat zij en haar zoon Willem II vòòr 1242 nieuw land hebben bedijkt, waarschijnlijk was dat de aanleg van de Maasdijk.
STAELDUINEN
Aan de rivierzijde van de Maasdijk ging het proces van landaanwas door en ontstond daar een uitgebreid gorzengebied met zandplaten, zoals de Staelduinen. Deze duinrug ontstond ongeveer rond 1300. Er vestigden zich vissers, die met behulp van “staelen” (staken) met daartussen netten, zalm vingen in de nabijgelegen Maas. Zij hadden zelfs een eigen kapel die omstreeks 1373 werd gesticht door heer Willem van Naaldwijk. In de loop der tijd kwam het stroombed van de Maas echter steeds verder in zuidelijke richting te liggen en kwam er een einde aan de bewoning van het Staelduin. In de 19e eeuw kwam het duin in bezit van de familie Van Rijckevorsel, die het met bomen beplantte voor de bosbouw. Het Staelduinse bos is nu voor de recreatie een aantrekkelijk bos in het Westland.
HET GRONDGEBIED
Na de aanleg van de Maasdijk vond geregeld verdere inpoldering plaats. Even na het jaar 1300 werd het Noordland ingepolderd en honderd jaar later de Nieuwlandse polder. Daarna omstonden er nog uitgestrekte buitendijkse landerijen waardoor de mond van de Maas zelfs dreigde te verzanden. Daarom werd rond 1860 besloten de Nieuwe Waterweg aan te leggen waardoor aan de zuidkant ervan het beschermde natuurgebied De Beer ontstond. Aan de noordzijde van de waterweg ontstond het dorpje Hoek van Holland dat in 1914 werd geannexeerd door de gemeente Rotterdam.
GRAFELIJKE HOF
De graven van Holland trokken regelmatig binnen hun graafschap rond voor bestuurszaken, rechtspraak en de jacht. Graaf Floris IV van Holland kreeg mogelijk door de strategische ligging aan de monding van de Maas en een prachtig buitendijks jachtgebied belangstelling voor ’s-Gravenzande. Daarom liet hij nabij het dorpje een versterkte boerderij of een kasteeltje bouwen. Naar aangenomen wordt woonden Floris IV en zijn vrouw gravin Machteld van Brabant na 1228 regelmatig op deze hof in ’s-Gravenzande. Na de dood van Floris in 1234 woonde gravin Machteld hier bijna permanent. Een groot aantal door haar afgegeven oorkonden wijzen daarop. Deze hof heeft waarschijnlijk aan de rand van de Poelpolder gelegen, daar is een deel van een ringgracht gevonden met aardewerk resten uit die tijd.
GRAVIN MACHTELD
Gravin Machteld kon het waarschijnlijk goed vinden met de dorpsoudsten van ‘s-Gravenzande. Zij stichtte er een bagijnhof, één van de eerste in Holland. Verder stichtte zij er een gasthuis, waar reizigers tijdelijk onderdak konden krijgen, omdat hier een belangrijke kustweg naar Zeeland en Brabant lag. Ook is het aannemelijk dat zij er een kerk stichtte. Op aandringen van Machteld gaf haar zoon graaf Willem II het dorp ‘s-Gravenzande in 1246 stadsrecht. Machteld overleed, ongeveer 70 jaar oud, in december 1267 en werd begraven voor het hoogaltaar in de kapel van de door haar en Floris IV gestichte abdij van Loosduinen.
STAD EN AMBACHT
In 1246 verleende graaf Willem II de ‘s-Gravenzanders stadsrechten. In die tijd werden veel plaatsen met stadsrecht begiftigd, om het gezag van de graaf te vestigen en de handel tot ontwikkeling te brengen. Het verlenen van het stadsrecht was een belangrijke gebeurtenis. De inwoners werden poorter, zij waren niet meer gebonden aan de feodale rechten van hun heer. Er kon een eigen stadsbestuur worden ingesteld, met aan het hoofd daarvan de schout, als vertegenwoordiger van de graaf. Dit stadsbestuur kon nu zelf verordeningen vaststellen en rechtspreken. Bijzonder is dat ‘s-Gravenzande zowel de lage- als de hoge rechtspraak had, dat betekende dat zelfs de doodstraf kon worden opgelegd. In later tijd is er een uitgebreid stelsel van plaatselijke rechtsregels ontstaan. Naar aanleiding van de stadsrechtverlening is in 1996 het 750-jarig bestaan van ’s-Gravenzande gevierd. Het stadsgebied van ’s-Gravenzande besloeg ongeveer twee vierkante kilometer met als middelpunt de Langestraat. De rest van het grondgebied, behoorde tot Sand-Ambacht. De inwoners van dit ambacht vielen onder andere regels dan die van de stad.
BAGIJNHOF
Het bagijnhof moet al voor het jaar 1255 zijn ontstaan. In dat jaar vinden we de eerste vermelding, een schenking door graaf Willem II en zijn moeder gravin Machteld. Het bagijnhof lag ten oosten van de kerk, op het hof stonden de huisjes van de bagijnen, verder was er een infirmerie (ziekenhuisje) een brouwhuis, een voorraadschuur en een patershuis. In 1263 schonk gravin Machteld hen het land waarop het hof lag. In 1267 kregen zij toestemming om in een eigen kapel de mis laten lezen en werden ze onder toezicht van de Norbertijner abdij van Mariënweerd gesteld. Bij de hervorming werden de goederen van het bagijnhof door de Staten van Holland in beslag genomen. In de 18e eeuw is op dit terrein, door de familie Van Vredenburch, de buitenplaats Vreeburg gebouwd. Daarna is hier in de 20e eeuw de ’s-Gravenzandse groentenveiling gebouwd. Op het voormalig veilingterrein ligt nu een woonwijk.
HET KLOOSTER
In 1427 stichtten Reguliere kanunniken van het Delftse klooster St. Hieronymusdal in ‘s-Gravenzande een klooster waarbij zij de goederen van het ‘s-Gravenzandse gasthuis toegewezen kregen. Op een stuk grond van het gasthuis bouwden zij hun klooster dat de naam Maria Magdalena in Bethanië kreeg. Het lag buiten de stad achter het bagijnhof. In 1437 bouwden zij een kerk op het kloosterterrein. De Reguliere kanunniken, leefden volgens de regel van St. Franciscus een leven van meditatie, studie en gebed. Het klooster was vermogend, het bezat uitgestrekte landerijen. De kloosterbezittingen staan opgetekend in een kaartboek dat in opdracht van de prior in 1566, door Coenraet Oelenzoon landmeter van Delfland, werd vervaardigd. Na de hervorming verlieten de kanunniken het klooster. De kloostergebouwen werden daarna verkocht aan Adriaan Duyck, rentmeester van Holland, die het complex afbrak. Op het voormalige kloosterterrein werden later de tuinen van de buitenplaats Vreeburg aangelegd. Bij de sloop van de groentenveiling zijn verschillende malen stoffelijke resten van de kanunniken gevonden werden.
DE KERK
Aangenomen wordt dat gravin Machteld omstreeks 1232 een kerkje heeft laten bouwen, eerst als bijkerk van de kerk van Monster. 1n 1238 ontstond de parochie van ’s-Gravenzande. Gravin Machteld schonk uit haar bezit aan deze kerk een Madonnabeeld dat afkomstig was van de heilige Elisabeth van Thüringen. Dit Mariabeeld kreeg de faam grote wonderen te kunnen verrichten, waardoor ‘s-Gravenzande uitgroeide tot een bedevaartplaats. Het miraculeuze beeld werd al spoedig omgeven door een groot aantal kostbare geschenken en er zouden zelfs dagelijks wonderen geschieden. De toeloop van bedevaartgangers leverde zo veel inkomsten op, dat in de loop van de 14e eeuw een drie-schepige hallenkerk met een toren van ongeveer 90 meter hoog gebouwd kon worden. De kerktoren is in 1809, als gevolg van achterstallig onderhoud, ingestort waarbij het kerkgebouw verwoest werd. Een plan om de kerk te restaureren was te duur. Door een aanzienlijk gift van koning Willem I kon er in 1816 een nieuw kerkgebouw, de huidige Dorpskerk, in gebruik worden genomen.
HERVORMING
Al is 1523 legde een monnik uit het ‘s-Gravenzandse klooster voorgoed de pij af. De ‘s-Gravenzanders behoorden tot de trouwste volgelingen van de katholieke kerk. Daardoor hadden de predikers van de nieuwe leer hier in het begin niet veel succes. In 1568 werd de ‘s-Gravenzandse schoenmaker Claes Corneliszoon echter gevangen genomen omdat hij zich had laten dopen. Hij werd in Den Haag gemarteld maar bleef bij zijn overtuiging en werd onthoofd. Na de inname van Den Briel in 1572 staken de Geuzen de Maas over en werd de kerk van ‘s-Gravenzande geplunderd en misdroegen zij zich op straat met de kerkelijke gewaden. Het befaamde Mariabeeld was tijdig naar elders vervoerd. Vanuit ‘s-Gravenzande ondernamen de Geuzen strooptochten door het Westland.
MIDDELEN VAN BESTAAN
Voor de bevolking van het middeleeuwse ‘s-Gravenzande waren landbouw en veeteelt de voornaamste bronnen van bestaan. Verschillende geschiedschrijvers beweren dat hier op de vruchtbare klei de beste tarwe van heel Holland groeide. Er werden ook vruchten gekweekt en vlas verbouwd. ‘s-Gravenzande was verder beroemd om zijn groene schapenkaas. Daarnaast waren er ook handwerkslieden, zoals wevers, een schoenmaker, een smid en een timmerman. Voor 1400 was ook de lakenindustrie belangrijk het “wanthuis”, de lakenhal, stond aan de zuidzijde van de stad. Hoewel de graven van Holland daartoe wel de aanzet hebben gegeven, heeft ‘s-Gravenzande niet een zelfde ontwikkeling gekend als verschillende andere Hollandse steden. De voornaamste reden daarvoor is waarschijnlijk het ontbreken van de juiste economische factoren.
In de middeleeuwen werd er wekelijks op dinsdag warenmarkt gehouden. Daar boden de boeren uit de omgeving hun producten aan. Verder werd er vis aangevoerd op de visbank die vlakbij het stadhuis stond. Ook is bekend dat er in het voorjaar en het najaar jaarmarkt gehouden werd, dat waren de “Paas- en de Herfstzandemarkt”. Dan was het groot feest. Later werden er ook nog paarden- en biggenmarkten gehouden.
DE SPAANSCHE VLOOT
Naast het raadhuis aan het Marktplein staat een oude stadsherberg genaamd De Spaansche Vloot. De oudste vermelding van deze herberg stamt al uit 1543. Omstreeks 1690 brandde het gebouw geheel uit en werd herbouwd in zijn huidige vorm. Bekend is dat er in de middeleeuwen meer herbergen geweest zijn, die bestonden voor een groot deel van reizigers naar en uit Zeeland, studenten, marskramers en rondtrekkende handwerkslieden. Ook het grote aantal bedevaartgangers moet veel klandizie hebben opgeleverd.
BUITENPLAATSEN
In de 17e en 18e eeuw was ‘s-Gravenzande voor rijke stedelingen uit de omliggende grote steden een aantrekkelijke plaats om te wonen en te recreëren. Rondom het landelijk gelegen stadje ontstonden meer dan 12 grote en kleine buitenplaatsen met prachtig aangelegde tuinen. Op deze buitens werd allerlei fruit gekweekt, waaronder zelfs abrikozen, moerbeien en citrusfruit. Door de uitgebreide tuincomplexen werd de omgeving tamelijk bosrijk. De grootste buitenplaats was Alsemgeest met een oppervlakte van ongeveer 40 hectaren. Het meest bekend was de buitenplaats Zuidwind aan de zuidkant van de stad. Dit buiten was in de 18e eeuw eigendom van mr. Hendrik rijksbaron van Slingelandt, die o,a,. burgemeester van Den Haag was. De buitenplaatsen brachten voor de dorpelingen welvaart en werkgelegenheid.
TUINBOUW
Rond 1800 wordt over ‘s-Gravenzande nog geschreven dat “men hier de landbouw uitoefende en dat de landerijen groot voordeel opleveren”. In de 19e eeuw teelde men op de vruchtbare gronden achter de duinen veel vroege aardappels en asperges. Door een ernstige aardappelziekte ging deze teelt na 1850 sterk achteruit waarna veel tuinders overgingen op asperges en bloembollen. Ook druiven werden er veel geteeld, eerst aan muren en later in druivenserres. In het begin van de 20e eeuw ontstonden de zogenaamde warenhuizen waarin allerlei producten werden geteeld. Om de kwaliteit van de producten te kunnen bewaken en een betere verkoopprijs te krijgen werden er vanaf 1889 veilingen gehouden. Aan de ‘s-Gravenzandse Vaart en aan de Woutersweg werden groentenveilingen gebouwd.
TWEEDE WERELDOORLOG
In mei 1940, het begin van de 2e Wereldoorlog, is er hevig gevochten tegen Duitse parachutisten, die in de polders ten zuiden van ‘s-Gravenzande waren geland. Later kwam ‘s-Gravenzande door de aanleg van brede tankgrachten te liggen binnen de Duitse verdedigingsgordel rond de monding van de Maas, de zogenaamde “Festung Hoek van Holland”. Daarbij moesten in verband met schootsveld veel kassen en warenhuizen en een derde deel van alle woningen worden afgebroken. ‘s-Gravenzande was toen praktisch van de buitenwereld afgesloten. Na de bevrijding werd de wederopbouw weer snel ter hand genomen.
NA DE OOROG
Tot aan de 2e Wereldoorlog was de tuinbouw de belangrijkste bron van bestaan. De belangrijkste producten na de oorlog waren kassla, radijs, bloemen en tomaten. De tuinders bouwden steeds grotere kassencomplexen en gingen zich specialiseren in een of enkele producten. Vooral de export naar Duitsland heeft het Westland veel voorspoed gebracht. Later vestigden zich hier ook bedrijven die niet op de tuinbouw gericht waren en ook voor welvaart zorgden. Het aantal inwoners van ’s-Gravenzande is na de oorlog verdubbeld. ‘s-Gravenzande “de glazen stad aan zee” is uitgegroeid tot een dorp in het Westland waar het goed wonen, werken en recreëren is.
‘S-GRAVENZANDE OPGEHEVEN
Op 1 januari 2004 is de gemeente ’s-Gravenzande opgeheven. Samen met de voormalige gemeenten Naaldwijk, Monster, Wateringen en De Lier vormt ‘s-Gravenzande nu de gemeente Westland.
Jan Dahmeijer