In 1982, op een dag vol herinneringen, werd door Ruud Heus (toen 11 of 12 jaar oud) ontdekt tussen de rommel bij de Zanddijk een opmerkelijk object: een Hembruggeweer, de beroemde M.95. Dit wapen, dat zijn sporen achterliet in de Nederlandse geschiedenis. Helaas was dit het enige dat jonge Ruud meenam.
Een Teken van Verzet
Na de capitulatie op 15 mei 1940 moesten Nederlandse soldaten hun wapens inleveren. Velen kozen ervoor hun geweren onbruikbaar te maken, als stille daad van verzet. De beschadigingen aan het houtwerk getuigen van deze geschiedenis. De gevonden M.95, met zijn robuuste constructie, was daar een stille getuige van.
Gebruik door Bondgenoten
De bruikbare wapens werden door bondgenoten van de Duitsers, de Volkssturm en politionele eenheden, meegenomen en later gebruikt. Deze wapens, ooit onderdeel van het Nederlandse arsenaal, kregen zo een nieuwe bestemming.
Van Oostenrijks Ontwerp tot Nederlandse Trots
Het Hembruggeweer, vanaf 1895 in gebruik, was een Oostenrijks ontwerp dat met precisie werd vervaardigd bij de Artillerie-Inrichtingen Hembrug in Zaandam, waaraan het zijn naam ontleent. Het diende als betrouwbaar werkpaard voor het Nederlandse leger tot 1940.
Oproep tot Verhalen en Lidmaatschap
Heeft u verhalen of herinneringen over het Hembruggeweer of andere historische voorwerpen? Deel ze met ons! Uw bijdrage is van onschatbare waarde voor het behoud van ons gemeenschappelijk erfgoed. Neem contact met ons op via het contactformulier of stuur een e-mail naar info@oudsgravenzande.nl.
Word lid van onze vereniging en duik dieper in de rijke geschiedenis van ‘s-Gravenzande. Lees meer over lidmaatschap.
Doordat ik in het bezit kwam van persoonlijke spullen van Willem van der Kaay zoals zijn militaire zakboekje, verrekijker, cap en baret, puttees en een aantal gedichten en ook door het bij toeval vinden van o.a. brieven op een zolder, ben ik mij gaan afvragen, wie Willem was en hoe hij leefde, maar vooral hoe het hem vergaan is na het uitbreken van de oorlog tot aan het sneuvelen op de grebbeberg. Het mag een wonder heten, dat het mij gelukt is om op vele vragen een antwoord te krijgen. Zo is een stukje ’s-Gravenzandse geschiedenis boven water gekomen en het reilen en zeilen van een ’s-Gravenzandse soldaat uit de Tweede Wereldoorlog bewaard gebleven.
Aan de Achterweg (nu de Sand-Ambachtstraat) nr. 55 woonden Jacobus van der Kaay en zijn vrouw Gertuida Zeddeman. Jacobus (Koos) was tuinder. Hij had een grote tuinderij, die zich uitstrekte van de Sand-Ambachtstraat tot aan de Zanddijk.
Wim van der Kaay, september 1939, thuis met verlof
Het was een voor die tijd modern bedrijf met kassen, warenhuizen en veel koud land. Ook had hij koeien en varkens. De tuin heette: “Sandevelt” De naam stond op een groot ijzeren hek. Uit het huwelijk van Koos en Gertruide werden 2 kinderen geboren: Cornelia (Neeltje) in 1905 en Willem Andries Izaäk (Wim) in 1907. Zij gingen op de Christelijke Lagere School bij meester Pieter Heus.
Na een ernstige ziekte stierf Gertuida in 1925 en het gezin leefde verder zonder vrouw en moeder. Neeltje ging het huishouden doen en Wim werkte na de lagere school in de tuin van zijn Vader. Neeltje trouwde later met Jan van de Bos en het jonge paar trok in bij vader en broer Van der Kaay. Wim bleef vrijgezel. De tuin werd in tweeën gedeeld: Wim de linkerkant en Jan de rechterkant.
Wim was een serieuze jongen. Een grote hobby van hem was gedichten schrijven. Hij was al vroeg lid van de vrijwillige Landstorm, waar hij in 1930 zijn “brevet voor den scherpschutter” behaalde. Ook met dorpsfeesten was hij vaak van de partij. Met Koninginnedag deed hij bijvoorbeeld mee met ringsteken en hij heeft daarmee vele prijzen gewonnen. Ook deze zijn bewaarde gebleven.
Toen Wim 19 jaar werd, moest hij zijn dienstplicht vervullen en hij kwam bij de Infanterie Grenadiers Jagers.
Na de Eerste Wereldoorlog ging het vrij goed met de economie en dus ook met de tuinbouw, tot in het begin van de jaren ’30 van de 20e eeuw een crisis uitbrak.
Het onderdeel van Wim tijdens een parade in Puiflijk.
Toen Duitsland in 1939 Polen binnenviel, kondigde Nederland een algehele mobilisatie af. Dit hield in, dat alle weerbare mannen weer in dienst moesten; zo ook Willen van der Kaay.
Hij werd gelegerd tussen Maas en Waal in het plaatsje Puiflijk, gemeente Druten. Er was daar weinig te beleven; dus werd het een saaie winter voor Wim en zijn mede soldaten.
In het voorjaar kreeg Wim af en toe zakenverlof. Dan was hij wel veertien dagen thuis.
De buurjongens Heus van nummer 53 kwamen soms helpen met karweitjes en werden daar goed voor betaald. Ook mochten ze wel eens mee naar de veiling.
Grote producten zoals aardappelen en tomaten werden met paard en wagen naar de veiling gebracht. Bonen en asperges werden per handkar vervoerd. Onder de handkar liep een grote sterke trekhond. De hond kreeg een tuig om, gekoppeld aan de as van de Wielen. Soms werd de hond ook gebruik voor de lorrie. Als tantes van Wim op visite waren, werd er een bank op de lorrie gezet, waarop ze konden zitten. Zo werd het hele gezelschap door de tuin getrokken om de boel te bezichtigen. Achteraan bij de Zanddijk werd de lorrie dan gedraaid en weer teruggetrokken.
Begin mei 1940 werden de verloven ingetrokken en Wim moest terug naar Puiflijk.
Mijn oom, Nic. Heus, oud-buurjongen van Wim, weet het volgende te vertellen.
“Ik zie hem in mijn herinneringen gepakt en gezakt het erf afkomen. ‘Ik breng je naar de bus, Wim, en help je koffers dragen’. Zo gingen wij samen naar het marktplein, waar de bus al stond te wachten. Nog zie ik Wim instappen, waarbij hij struikelde. Nog hoor ik de buschauffeur zeggen: ‘He Soldaat, ga jij naar huis, want jij bent gewond!.’ Zo heb ik Wim uitgezwaaid, niet denkend dat dit het laatste afscheid zou zijn. Het was een moord vent”
Nic. Heus
Voor het nu volgende is gebruik gemaakt van verslagen van commandant N.W. Lingen en andere ooggetuigen van het 24e regiment Infanterie, waartoe Willem behoorde.
Het 24e Regiment Infanterie is het reserve regiment van het regiment Jagers. Het werd op de eerste mobilisatie dag gevormd uit Officieren en manschappen die bij de Jagers hun opleiding hadden genoten en herhalingsoefeningen hadden verricht.
Voor het 1e bataljon geschiedde dit op 23 augustus te Delft. Dit was de voormobilisatie, waarbij de kernen van de onderdelen werden gevormd. Op 29 Augustus vond de algemene mobilisatie plaats, die voor het onderdeel van Wim op 30 augustus ’s-Avonds was voltooid. Op 2 september vond de concentratie plaats van het veldleger. Om 19:00 uur vertrok het bataljon per trein vanuit Delft naar Tiel, waar het om 23:10 arriveerde. Na een zware nachtmars kwam het bataljon om 3:30 uur aan in Puiflijk, waar de kwartieren in orde gemaakt en betrokken werden.
Puiflijk is een klein kerkdorp in het Land van Maas en Waal. Het telde ongeveer 800 zielen en had weinig grote boerderijen of schuren. De soldaten moesten zich dus voornamelijk tevreden stellen met kleine schuren en zolderruimte. De enige grote gebouwen die voor grote inlegering in aanmerking kwamen, waren een rooms-katholieke school en een graanpakhuis van de Nederlandsche Christelijke Boerenbond. In de school vond de 1e compagnie een plaats en in het N.C.B. gebouw de militaire compagnie.
De staf en andere compagnieën kwamen zeer gedecentraliseerd te liggen in schuren die als tabakstroperij waren ingericht. Dus zo, dat het er goed door tochtte. Gelukkig was de maand september abnormaal warm en er was gelegenheid om talrijke verbeteringen aan te brengen. Toch bleek het niet mogelijk voor alle 900 man geschikte winterkwartieren te maken.
Het legeronderdeel van Wim is stellingen aan het bouwen.
De avond van 9 op 10 mei verliep als alle andere avonden. In de kantine was er een filmvoorstelling. Om 11 uur gingen de mannen naar bed. Toen, na middernacht, werden de compagnieën gealarmeerd en de wagens werden gereed gemaakt. De bataljonscommandant bracht de order uit, dat de stellingen ten spoedigste doch uiterlijk om 4 uur moesten zijn betrokken, graad van strijdvaardigheid nummer 4. Dat wilde zeggen: stellingen volledig bezet op oorlogssterkte en alle versperringen effectief aangebracht. Na de vele oefeningen geloofden de soldaten, dat het ook deze keer wel niet menens zou worden en de alarmering verliep zeer rustig en kalm.
Om 4 uur hoorde ze zwaar motorgeronk in de lucht. Het geluid zwol zodanig aan, dat ze allen van mening waren, dat drommen vliegtuigen boven hun stellinggebied vlogen. Hoewel ze niet zeker wisten in welke richten de vliegtuigen vlogen – het was donker -, was ieder van mening, dat dit een aanval van Duitsland op Engeland betekende, waarbij de Nederlandse neutraliteit werd geschonden.
Om half zes begon het in hun gebied opgestelde luchtdoelgeschut te paffen. Dat was voor hen het bewijs, dat de oorlog was begonnen. Hoewel het moeilijk was tegen de opkomende zon in te kijken, zagen ze hoe een brandend vliegtuig, wentelend om zijn as naar beneden stortte. Ze moesten via Tiel naar Maurik trekken en in de nacht van 11 op 12 mei, eerste pinksterdag, vandaar naar Amerongen. Hier kwam ’s-Middags de opdracht om een tegenaanval te doen in het Grebbefront, waar een gat in de linie was geslagen.
Een uur later waren de eerste onderdelen van het bataljon op weg naar Rhenen, wat bemoeilijkt werd door terugtrekkende artillerie. Voor het moreel was dit fnuikend.
De vijandelijke dreiging bleek in de vroege morgen dan de 13e mei groter dan vermoed. Hevige gevechten volgden. De Duitse overmacht bleek te sterk. De Duitsers drongen steeds verder door en de Nederlanders leden grote verliezen. Een groep Nederlandse soldaten, waaronder Willem van der Kaay, probeerde zich onder leiding van een sergeant Stockman te hergroeperen in een veldkeuken van het 8e regiment. De veldkeuken was overvol geraakt door terugtrekkende soldaten. Velen van het waren gewond.
Op de luchtfoto zijn rechtsboven in het open veld wat kronkellijnen te herkennen; daar is de loopgravenstelling waar Wim is gesneuveld.
De Duitsers vielen tegen 12 uur de veldkeuken aan. Door de vele gewonden, de weinige munitie en het gedaalde moreel zagen weinigen van de aanwezige bezetting er nog heil in zich tegen de Duitsers te verzetten. Stockman en een aantal anderen van zijn sectie lieten echter weten onder geen beding in handen van de vijand te willen vallen. Ondanks door andere geuite waarschuwingen verlieten zij de veldkeuken. Tot deze groep behoorde behalve Stockman zelf ook de korporaals Verberne en Vermeer en de soldaten Alsemgeest, Van der Kaay en tenminste nog drie andere van dezelfde sectie.
Buiten gekomen stuitte de groep op de aanstormende vijand. In een kort gevecht vielen aan vijandelijke zijd vermoedelijke enkele slachtoffers. De groep werd vervolgens uit elkaar geslagen. Stockman, Alsemgeest en Van der Kaay zaken kans in oostelijke richting weg te komen, terwijl Verberne en Vermeer in tegenovergestelde richting aan de Duitsers ontkwamen en op het terrein van het Dierenpark belandden. De in de veldkeuken achtergebleven bezetting werd tegelijkertijd door de Duitsers overmeester en krijgsgevangen gemaakt. Daarna kwamen de Duitsers aan bij de stelling waar Stockman, Alsemgeest Van der Kaay waren terechtgekomen. Er bevonden zich nog ruim dertig andere Nederlandse manschappen. De stelling werd aangevallen met automatisch vuurwapens handgranaten. Al snel sneuvelden de eerste Nederlands. Ook Stockman werd door een granaat getroffen. Al stevende sprak hij zijn laatste woorden uit tegenover Alsemgeest, die zelf door een granaatscherf aan één van zijn benen gewond was geraakt. Vrijwel tegelijkertijd arriveerden de Duitsers bij de stelling en als reactie op de eerder geleden verliezen, ststaken zij in worde en namen wraak. De resterende bezetting, ruim dertig man groot, werd voor zover nog in leven door handgranaten en mitrailleurvuur geliquideerd.
Slechts Alsemgeest, door de Duitsers voor gesneuveld gehouden, bleef als enige overlevende in loopgraaf achter en kwam enige uren later, al kruipend aan bij een post van het 8e Regiment. Samen met een tweede gewonde, onderweg meegenomen, wij het tenslotte op de fiets een hulpverbandplaats te bereiken.
Nadat alle stellingen waren gevallen, trokken de Duitsers met grote spoed verder in noordelijke richting.
Alsemgeest, die woonde in Loosduinen, heeft nooit over de gebeurtenissen kunnen praten en is er nooit helemaal overheen gekomen.
Het gedenkbord voor Wim, dat later door zijn familie op het graf is gezet.
Hier eindigde het leven van Willen van der Kaay en begon een periode van onzekerheid voor zijn familie. Een paar dagen na de capitulatie gingen zwager Jan van de Boos en dominee W.C. van de Brink, de gereformeerde predikant, op onderzoek uit, omdat de familie nog helemaal geen bericht van Wim ontvangen had. Het was een zeer chaotische toestand en ze westen niet waar de informatie konden krijgen. Was hij krijgsgevangene of was hij gesneuveld? Uiteindelijke kwamen ze terecht bij de Grebbeberg, waar ze op één van de lijsten van omgekomen militaire de naam van Willem van der Kaay tegenkwamen. Dit was ongeveer 10 dagen na de capitulatie. De eerste tijd lagen de graven van de Nederlandse en Duitsers vlak bij elkaar. Op de foto is nog te zien dat de helmen van de gesneuvelden op de houten kruizen staan. De eerste jaren stond op Wims graf een houten gedenkbord, later is dat vervangen door de huidige militaire grafsteen. Het houten bord heeft daarna nog jaren bij zijn zus Neeltje op de slaapkamer gehangen. Ook dit bord is bewaarde gebleven. Na de oorlog heeft de familie geprobeerd Wim te laten herbegraven in ’s-Gravenzande. Uiteindelijk is dat niet gelukt en hij is op de militaire begraafplaats op de Grebbeberg blijven liggen.
Voor de familie, vrienden en kennissen is het na de oorlog altijd een raadsel gebleven, wat er precies met Wim was gebeurd. Dankzij de vele ooggetuigenverslagen en gevonden dagboeken en de inspanningen van vele mensen om dit bij elkaar te zoeken en te verzamelen, is het verhaal van Wim van der Kaay en dat van vele andere toch boven water gekomen.
Wim van der Kaay was vroeger een redelijke bekend dorpsfiguur die zich voor een aantal verenigingen inzette. Daarom zal er vast nog een aantal ouderen zijn, dat na het lezen van dit verhaal eindelijk, na 65 jaar, blij is te weten hoe het Wim echt is vergaan.
Ontdek de Vergeten Geschiedenis van ‘s-Gravenzande
In het rijke fotoarchief van de Vereniging Oud ‘s-Gravenzande bevinden zich diverse intrigerende afbeeldingen waarvan we graag de achtergrond willen achterhalen. Wie staan erop afgebeeld? Wanneer en waar zijn deze foto’s genomen? En zijn deze foto’s wel daadwerkelijk in ‘s-Gravenzande gemaakt? In deze nieuwsbrief presenteren we een aantal van deze zoekplaatjes en roepen we onze leden en dorpsgenoten op om hun kennis met ons te delen.
Foto 1: De Kleuterklas
Kleuterklas met Juffrouw van der Sar
Een vroege kleuterklas in ‘s-Gravenzande met juffrouw Van der Sar en een jongen genaamd Maarten. Wie zijn de andere kinderen, waar was dit lokaal, en uit welke periode dateert deze foto?
Foto 2: Oorlogstijd
Een van de foto’s uit de oorlog. Is dit in ‘s-Gravenzande en zo ja, waar in ’s-Gravenzande.
Een foto uit de oorlog. Is deze in ‘s-Gravenzande genomen? Zo ja, waar precies? Deze afbeelding is ook bekend in een spiegelbeeldige versie.
Foto 3: Engelse Brengun Carrier
Engelse brengun carrier op de hoek Maasdijk en de Papedijk
Een Engelse Brengun Carrier op de hoek van de Maasdijk en de Papedijk. Wie is de dame die voor de carrier poseert, en wie zijn de andere personen op de foto?
Foto 4: Duitse Sperre
Duitse “sperre”
Een Duitse “sperre”. Waar bevond deze zich en vanuit welke richting is de foto genomen?
Foto 5: Café aan de Heenweg
café aan de Heenweg
Een foto van een café aan de Heenweg. Welk café was dit, waar stond het precies, en wie zijn de afgebeelde personen?
Foto 6: Oude Boerderij
Oude Boerderij
Toenmalige boerderij Vlugtenburg, gezien vanaf de westkant, de kant van strandslag Vlugtenburg. Op deze plek staat nu restaurant Zout, tegen camping Vlugtenburg aan.
In 1933 startte J.A. Kling op het weiland naast zijn boerderij aan de Nieuwlandsedijk, dichtbij de strandopgang, een camping. Bezoekers konden hier hun tent opzetten, en er kwamen tenthuisjes die in het najaar werden afgebroken. Later verrezen er ook vaste huisjes.
De voorzieningen waren in het begin zeer eenvoudig. Water moest worden gehaald, er waren geen toiletten en geen elektriciteit in de huisjes. De boerderij fungeerde als kampwinkel, waar men boodschappen kon doen. Voor veel stadsmensen bood de camping een aantrekkelijke mogelijkheid om in de zomervakantie en weekenden te genieten van het strand.
In 1965 richtten de eigenaren van de kampeerhuisjes de “Kampeervereniging Vlugtenburg” op. Zij zorgden jaarlijks voor een recreatieprogramma met onder andere kinderfeesten en activiteiten voor de opgroeiende jeugd. Sinds 2002 zijn veel van de oude vakantiewoningen, die nog eigendom waren van de gasten, vervangen door luxe bungalows van het bedrijf “Strandpark Vlugtenburg”.
Foto 7&8: Bodemvondst
De volgende twee afbeeldingen zijn bodemvondsten uit de collectie van onze verenigingsarcheoloog Ruud Heus. We zijn benieuwd of u deze objecten herkent en weet waartoe ze dienden.
Deel Uw Kennis
Bent u in het bezit van een foto, afbeelding of voorwerp waar u vragen over heeft? We nodigen u uit om uw informatie met ons te delen via een mailtje aan info@oudsgravenzande.nl. In een van de volgende nieuwsbrieven zullen we terugkomen op de ingezonden foto’s en voorwerpen.
Word Lid van Onze Vereniging
Wilt u bijdragen aan het behoud van de geschiedenis van ‘s-Gravenzande? Overweeg dan om lid te worden van onze vereniging. Meer informatie vindt u op onze lidmaatschapspagina. Uw steun is onmisbaar voor het voortzetten van ons werk.
Op 26 februari 1885 overleed Geerlof Haaring, een man die alle ‘s-Gravenzanders kenden. Hij was jarenlang in dienst van de gemeente en de kerk (Nederlands Hervormde Kerk). Ondanks zijn ruwe uitstraling stond hij bekend om zijn goedhartigheid en hulpvaardigheid. Zijn verhaal is een prachtig voorbeeld van de uitdrukking ‘een ruwe bolster, een blanke pit’.
Dorpskerk met vlag
Zijn Taken in ‘s-Gravenzande
Geerlof Haaring had een breed scala aan taken binnen de gemeenschap. Hij was verantwoordelijk voor de straatreiniging en haalde meerdere keren per week met zijn kar de as van het haardvuur op bij de inwoners. In de winter moest hij ijs bijten in de Vaart om bluswater te hebben en strooide hij zand op de straten bij gladheid.
Waagmeester en Voorjaarswerk
Geerlof fungeerde ook als waagmeester, waarbij hij de varkens van tuinders woog in de stadswaag wanneer deze verkocht werden. In het voorjaar boende hij de gevels en maakte hij de dakgoten schoon. Daarnaast was het zijn taak om regelmatig de beerputten bij de inwoners leeg te maken, wat hij pas na 22:00 uur deed vanwege de stankoverlast.
Kerkdiensten en Feestelijkheden
Op zondag begon zijn werkdag al voor dag en dauw. Hij veegde de straten rond de dorpskerk schoon, luidde de klok en opende de kerkdeuren. ’s Winters stak hij de verlichting in de kerk aan voor de avonddienst. Bij feestelijkheden hing hij de vlag van de toren van de dorpskerk.
Onvermoeibaar en Hulpvaardig
Ondanks zijn drukke schema vond Geerlof nog tijd om ’s nachts te vissen. Een bekende anekdote vertelt hoe hij, ondanks ziekte, meteen weer aan het werk ging toen hij hoorde dat er een schip op het strand was gestrand. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel voor het helpen van schipbreukelingen en het bewaken van gestrande goederen was ongeëvenaard.
Bericht uit 1885
Een oude krant uit 1885 beschreef Geerlof als een man die sterker en taaier was dan de meeste mensen. Hij had talloze verantwoordelijkheden binnen de gemeenschap en klaagde zelden over de zware lasten die hij droeg. Hij snoeide en rooide bomen, verzorgde het plantsoen van de kerk en sorteerde manden tijdens het drukke aardappelseizoen.
In de registers van den burgerlijken stand is het overlijden ingeschreven van Geerlof Haaring, een man, dien velen beschouwden als sterker dan de sterkste en taaier dan de taaiste. De ruwe, ronde Geerlof is niet meer. Jaren lang was Geerlof in dienst van gemeente en kerk. De straatreiniging was aan hem opgedragen, het maken van bijten in het ijs, het uitsteken van de vlag uit den toren was zijn werk. Stak er een storm op uit het westen, dan liep Geerlof langs het strand, om daar te zorgen voor alles, wat de zee aanbracht. Moesten de gestrande goederen bewaakt worden, Geerlof was de waker, en ’t zou lang duren, eer hij klaagde, dat zijn oogleden zwaar werden. Geen lijk werd begraven, of Geerlof had het graf gemaakt. De boomen van de gemeente en van menigen particulier werden gesnoeid, gehakt en gerooid door hem. In de kerk was hij deurwachter, klokluider, lichtopsteker; het plantsoen van de kerk werd door hem verzorgd. En alsof dat aantal baantjes nog niet groot genoeg was, bekleedde hij bovendien een post, die hem tot een gewichtig man maakte in den drukken aardappelentijd. Voordat iemand anders op was, dikwijls reeds om half een of een ure, was Geerlof op de Vaart aan ’t uitzoeken van de honderden leege kinnetjes (kleine manden waarin de aardappelen verzonden werden), die uit Rotterdam en Amsterdam teruggezonden worden. Alle manden te sorteeren naar de letters en verfstree-pen, in die vreeselijke wanorde de orde te brengen, waaruit iedere tuinder zijn hoopje bijeen kon vinden, dat deed Geerlof en dat deed hij zoo, dat menigeen bedrukt aan zijn buurman vraagt: “wie zal nu voortaan onze kinnetjes uitzoeken”.
’s Gravenzande dd. 5 Maart 1885.
Zijn Groot Hart
Geerlof was niet alleen sterk, maar ook edelmoedig. Hij ondersteunde vaak armere inwoners en was verontwaardigd wanneer hij niet de kans kreeg om bij te dragen aan collectes voor de armen. Ondanks zijn ruwe uiterlijk toonde hij vaak zijn grote en edele hart.
Zijn Laatste Jaren
In zijn laatste jaren verzwakte Geerlof aanzienlijk. Na een beet van een pieterman (een zeevis) klaagde hij over zijn naderende einde. Zijn onvermoeibare inzet had zijn krachten ondermijnd. Een anekdote uit zijn jongere jaren vertelt hoe hij een rit op de bok van de diligence afwees omdat hij geen tijd had.
Nagedachtenis
Geerlof Haaring is 65 jaar oud geworden. Hoewel hij nu rust in vrede, zal zijn herinnering nog lang voortleven onder de inwoners van ‘s-Gravenzande. Zijn verhaal blijft een inspiratie voor iedereen die hoort over zijn leven en werk.
In mei van dit jaar wordt in heel Nederland herdacht dat 75 jaar geleden de Tweede Wereldoorlog eindigde. Daaraan willen wij aandacht besteden door onder andere een ooggetuigenverslag van een voedseldropping en een beschrijving van een ’s-Gravenzander van de reacties in het dorp bij het bericht van de bevrijding.
VOEDSELDROPPING
Op 30 april 1945 werd een extra editie van een in Zuid-Holland verschijnend illegaal blad in ‘s-Gravenzande verspreid (2e jaargang no 209). Dit blad meldde de 36e verjaardag van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana met de bede ” God geve dat zij nog langen tijd voor haar Huis en Volk gespaard moge blijven en dat de tijd van hereniging van Nederland en Oranje spoedig daar zij!“.
Vervolgens werd verslag gedaan van de indrukwekkende voedseldropping op zondag 29 april boven Den Haag. Een oorlogsverslaggever die met de geallieerde vliegtuigen meevloog meldde hierover het volgende:
Boven de Noordzee hadden onze vliegtuigen te kampen met zware regenbuien. We vlogen precies langs de door de Duitschers uitgestippelde route met als bestemming Den Haag, Rotterdam en Leiden. Toen we boven Den Haag kwamen konden we waarnemen dat de straten stampvol menschen waren die met zakdoeken en witte vlaggen zwaaiden. De plaatsen waar het voedsel moest worden afgeworpen waren grasvelden waarop een groot wit kruis gekalkt was. Ten overvloede werden nog lichtsignalen gegeven met lampen die in het midden waren opgesteld. Toen de vliegtuigen de lading hadden neergeworpen was het groene gras wit van de duizenden pakketten. In totaal werd die dag 600.000 kg voedsel gebracht.
Jan Dahmeijer
Over het verloop van de oorlog berichtte het blad nog dat de Britten Hamburg en Bremen hadden veroverd. De Russen en Amerikanen vochten op een gezamenlijk front van 80 kilometer rond Berlijn, waar de strijd haar einde naderde. De Duitschers hielden nog stand in de regeeringsgebouwen en in de Tiergarten. Hierbij werd de opmerking geplaatst dat de Nazi’s hun ondergang kennelijk bij de wilde beesten wilden vieren! Deze berichtgeving was een onmiskenbaar teken dat het spoedig vrede zou zijn. Tot zover het verslag in het illegale blad.
‘s-Gravenzande werd niet overgeslagen bij de voedseldropping.
Eén of twee vliegtuigen hebben restant van hun lading gedropt in een weiland gelegen in het Oude Land tussen de tankgracht en Naaldwijkseweg. Dat was sperrgebiet. Maar de zakken zijn toen zonder problemen opgehaald. De inhoud van de juten zakken bestond uit voornamelijk blikken meat and vegetables, grote vierkante blikken welfare biscuits en blikken eierpoeder, thee en koffie, soms chocolade. Tijdens het droppen werd enthousiast gezwaaid naar de piloten van de laag aanvliegende bommenwerpers.
Het verzamelen van de gedropte goederen ergens in de omgeving van Delft (Ypenburg?)
Op 1 mei ging het gerucht door het dorp dat de oorlog de volgende week afgelopen zou zijn.
DE BEVRIJDING VAN ’S-GRAVENZANDE
In 1990 schreef de Historische Werkgroep het boekje “Stad binnen de vesting”, ’s-Gravenzande in de 2e Wereldoorlog. Bij de voorbereiding ervan ontving men, na een oproep in het blad de ’s-Gravenzander, een aantal brieven met verhalen over de oorlog. In één van deze brieven schreef Johan van Dijk, die aan het einde van de oorlog acht jaar was, terugkijkend op zijn herinneringen het volgende over de bevrijding van s-Gravenzande:
De puinhoop van de winkel van Noordam in de Langestraat veroorzaakt door het neerstorten van een geallieerd jachtvliegtuig (wie zijn de poserende dames?)
De bevrijding, waar we met z’n allen jarenlang naar hadden uitgekeken, waarvan we ook de schoonste dromen konden hebben, kwam voor ons als kinderen toch geheel onverwacht. We wisten dat onze ouders naar de geheime zenders van de BBC en Radio Holland luisterden via slim weggefrommelde radio’s, die feitelijk ingeleverd hadden moeten zijn.
De ouderen waren dus wellicht al even op de hoogte van wat stond te gebeuren… maar voor ons was het opeens feest.
Het was in de avond van een dag vooraan in mei, toen over de Sand-Ambachtstraat ineens het gerucht de kop op stak dat het VREDE was.
Als bij toverslag verschenen er honderden mensen op straat en zij juichten, vielen elkaar huilend in de armen en prezen God. Het leek wel echt. Het leek wel vrede. Wij juichten mee en dansten mee voor dat onbekende. Vrede.
In groepen en groepjes trok men op naar het dorpscentrum. Bezijden het gemeentehuis bij de winkel van Siem Mantel en de verwoeste winkel “De Goede Verwachting” van Michiel Noordam werd aanvankelijk uitbundig feest gevierd, gehost, gedanst en gezongen.
Heel moedigen zwaaiden met de rood-wit blauwe vlag. Waar kwamen die ineens vandaan?
Zo spontaan als het feest begon eindigde het ook. Iemand riep dat we voorzichtig moesten zijn. De vrede was nog niet helemaal rond en niemand wist hoe de bezetter zou reageren bij het zien van zoveel vreugde over hun nederlaag.
De volgende dag(en) echter verschenen de vlaggen zelfs vanuit de ramen, werd er openlijk feest gevierd, gezongen en zag men de Duitsers met de staart tussen de benen lopen.
Het mooist van al was wel, denk ik, de terugtocht van de Duitsers. Op het koekje van de Zeestraat en de Sand-Ambachtstraat (bij “de Veet” van dokter van Rijn) dromden duizenden ’s-Gravenzanders bijeen toen het Herrnvolkje de aftocht blies. Ontdaan van de illusie de wereld te zullen regeren, berooid, verslagen, uitgefloten en uitgejoeld sjokte men richting Monster en verder.
Het eeuwig treiterende gezang in groepsverband over die heimat was voorbij, de ellende (die naar later bleek hier nog mild was) was over. De tijd van Trees heeft een Canadees brak aan. Vrede. Voor iedere dag die je nu in vrede beleeft kun je een kaars aansteken, kun je alleen maar ontzettend dankbaar zijn. Dat nooit meer…